Huis Danckaert
Hotel Danckaert aan de Meyerbeerstraat 19-33 te Vorst - Definitieve bescherming op 7 juli 2016.
De eigendom gelegen aan de Meyerbeerstraat is een ontwerp uit 1922 van architect Jean-Baptiste Dewin, op vraag van ingenieur Jean Danckaert, industrieel en eigenaar van een fabriek in Anderlecht waar gereedschapswerktuigen werden gemaakt. Hij bestaat uit drie delen: links een driegevelwoning, in het midden een tuin (rozentuin) achter een omheiningsmuur en rechts een garage. Een grote tuin van 30 are strekte zich uit aan de achterkant en langs de Onderlinge Bijstandstraat.
Het hotel Danckaert is representatief voor het werk van een architect die een duurzame stempel gedrukt heeft op het landschap en de geschiedenis van het Gewest. Het gebouw heeft niet alleen een intrinsieke waarde op het vlak van zijn typologie als driegevelgebouw dat op ongebruikelijke wijze in een rooilijn verwerkt is, maar ook als originele en merkwaardige getuige van de woonomgeving van de industriële burgerij die Brussel zijn welvaart en de grote diversiteit van zijn architectuur tijdens het interbellum bezorgd heeft.
De binnenhuisinrichting van het hotel Danckaert is het werk van de maatschappij "De Coene Frères" uit Kortrijk. De lambriseringen van het hotel Danckaert behoren tot de eerste realisaties van de Ateliers De Coene met de techniek van in lagen “afgerold” en gelijmd hout die in de Verenigde Staten op punt gesteld werd onder de naam "triplex". Het is tijdens zijn verblijf met zijn vriend Dewin in New York in 1921 dat De Coene erin geslaagd is het geheim van de industriële fabricage van fineerhout te ontsluieren dat toen een ware boom kende en hij heeft het in België ingevoerd. Het succes was ogenblikkelijk. Het had zowel te maken met de lage prijs, de kwaliteit van het in kleinere hoeveelheden gebruikte hout en de decoratieve waarde van de nerven van het edele hout dat in fijne lagen gelijmd is, wat borg staat voor een weelderig resultaat met perfecte rondingen. De eenvoud en de sierlijkheid van de moderne decors in New York waar de revival van de Biedermeierstijl een ware boom kent, lieten een diep indruk op de twee mannen na. Het hotel Danckaert is waarschijnlijk de eerste toepassing van deze industriële techniek en de "Second Biedermeier"-sfeer op schaal van een privéwoning in België.
Het decor wordt gekenmerkt door de kwaliteit en de finesse van het gebruik van de materialen, zowel aan de buitenkant voor elke van de duidelijk van elkaar verschillende gevels als aan de binnenkant voor elk vertrek, waarbij comfort en een bijzondere sfeer gecreëerd worden door de kleur van de lambriseringen en de marmers, door de glasramen, door de specifieke formele accenten. Het trappenhuis waarvan de structuur zichtbaar is, is zowel als decoratief als functioneel element ontworpen, net als de cosy corner van de bow-window die ontworpen is als leeshoek die ruim verlicht wordt vanuit drie kanten. De overvloedige natuurlijke verlichting in de salon wordt verzekerd door de aanwezigheid van hoge bovenramen op stenen tussenstijlen waardoor de beglaasde oppervlakte verdubbeld wordt, voor een dialoog met de buitenkant: de aarde (onderste raamregister) en de hemel (bovenste raamregister).
Ondanks de stedenbouwkundige verplichting om de gevel langs de Meyerstraat uit te lijnen, opent de architect het huis volledig naar de tuinen en laat er de belangrijkste leefruimten op uitkijken. In die periode was de gehechtheid aan de natuur een fundamenteel cultureel element, onlosmakelijk verbonden met een zekere houding tegenover verandering die gekoppeld is aan de vooruitgang in het industriële tijdperk die het nostalgische universum van de meest markante schilders van de jaren 1920 op indringende wijze uitdrukt. Het hotel Danckaert is de uitdrukking van deze wil om de natuur (in de stad ingericht door de mens) in het huis te brengen.
De tuin, in "eclectische" stijl, eenvoudig en verzorgd van ontwerp, is typisch voor de tuinkunst in het begin van de 20e eeuw. Hij is goed bewaard gebleven. De rozentuin met zijn klassieke perken, de wandelweg en de groenblijvende struikenbosjes van destijds (buxus, Ierse taxus) zijn kenmerkend voor de tijdens het interbellum aangelegde tuinen. De oude zoete kers is een blikvanger, waarnaar de glasramen van de villa verwijzen. Het bomenscherm achteraan met zijn uiteenlopende soorten (linde, esdoorns, Canadese populier) biedt de tuin een zekere intimiteit. Het grootste deel van de huidige beplanting is oorspronkelijk, net als de vorm van de tuin, een waardevolle getuige van de toenmalige tuinkunst. Het oostelijke deel van de tuin heeft een grote waarde door zijn rechtstreekse relatie met de villa: vele uitzichten van de villa bieden een bestudeerd landschap dat een uitzonderlijk groen kader moest bieden De oorspronkelijke struiken met hun interessante groei, verzekeren een groenblijvende ondergroei, terwijl de hoge loofbomen de achtergrond domineren.