Vrijwaren
Bijzondere aard
De vrijwaring van een onroerend goed benadrukt de bijzondere en onvervangbare aard ervan, en zijn erkenning als waardevol element van het Gewestelijk erfgoed.
Onroerend erfgoed kan worden gevrijwaard omwille van de historische, archeologische, artistieke, esthetische, wetenschappelijke, sociale, technische, landschappelijke, stedenbouwkundige of folkloristische, waarde ervan. De diversiteit van deze redenen geeft aan hoezeer het concept ‘erfgoed’ in de loop der tijd is uitgebreid; de landschappelijke en stedenbouwkundige waarden werden pas in 2017 in aanmerking genomen. Het omvat niet alleen alle tijdperken, maar ook alle typologieën, stedelijke en plattelandsomgevingen, religieuze en openbare gebouwen, bureaugebouwen, industrieel, funerair en archeologisch erfgoed, merkwaardige bomen, halfnatuurlijke landschappen, ...
Ook binnenelementen van een goed kunnen gevrijwaard zijn, zoals kerkmeubilair, de vaste inrichting van een bijzonder huis of alle meubilair dat speciaal gemaakt is voor de locatie waar het zich bevindt.
De bijzondere aard van een onroerend goed wordt bepaald aan de hand van de waarden die eraan toegekend worden, daarenboven worden diverse criteria, zoals kwaliteit, authenticiteit, exemplarisch karakter, zeldzaamheid of onvervangbaarheid in aanmerking genomen.
De vrijwaringsmaatregelen verenigen de eigenaar, houder van privébelangen in het goed, en de overheid, die het collectieve belang in het goed vertegenwoordigt.
De vrijwaring van een goed van bijzondere aard impliceert het behoud ervan.
Er zijn twee vormen van wettelijke vrijwaring: de inschrijving op de bewaarlijst en de bescherming.