De inventaris van het onroerend erfgoed
Wettelijke aspecten
De opmaak van de inventaris van het onroerend erfgoed in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een wettelijke opdracht waarin voorzien wordt door artikel 207 § 1 van het Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening (BWRO): “De Regering maakt een inventaris op van het onroerende erfgoed van het Gewest, houdt hem bij en maakt hem bekend.”
Inschrijving van een goed in de inventaris van het onroerend erfgoed vormt strikt genomen geen vrijwaringsmaatregel, maar speelt wel een belangrijke rol in het behoud van het erfgoed aangezien de inschrijving als doel heeft om de aandacht van de eigenaars en de overheden te vestigen op het belang van het goed als erfgoed. Dit is het eerste niveau van erkenning zoals bepaald in het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening.
De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de wettelijke inventaris van het onroerend erfgoed, bestaande uit deze van de bomen, de monumenten en de gehelen, genomen. De wettelijke inventaris van de landschappen werd reeds in het verleden genomen en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 22 september 1995.
Deze beslissing bestond uit twee fasen. Een eerste fase met het besluit van 8 februari 2024 (Belgisch Staatsblad van 8 maart 2024) met betrekking tot de bepaling van de procedure voor het opstellen en bijwerken van de wettelijke inventaris, de vorm ervan, de vermeldingen die erin moeten staan, de wijze en methodologie. De tweede fase, het uitvoeringsbesluit, werd op 4 april 2024 door de Regering aangenomen. Door de publicatie in het Belgisch Staatsblad op 19 augustus 2024 treedt de wettelijke inventaris van het onroerend erfgoed ook effectief in werking.
Gevolgen
Het belangrijkste effect van de inschrijving van een goed in de inventaris is de verplichting om elke vergunningsaanvraag met betrekking tot deze goederen voor te leggen aan het advies van de overlegcommissie, die kan beslissen om het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen in te winnen. Uitzonderingen zijn voorzien in de artikelen 10/1, 13/1, 34 sexies, 35/9/1 en 35/13/1 van het RB van “Geringe omvang” van 13/11/2008. Voor bomen die in de inventaris zijn opgenomen, is nu een bouwvergunning nodig om hun silhouet te wijzigen (art.98 §1 8), en dat vrijgesteld is van het advies van de instanties (art. 32/1 RB van 13/11/2008).
Het nemen van de wettelijke inventaris maakt automatisch een einde aan de toepassing van de overgangsmaatregel van het artikel 333 van het BWRO waarbij alle monumenten en gehelen waarvoor een bouwvergunning afgegeven werd of die voor 1 januari 1932 gebouwd werden, werden beschouwd als ingeschreven in de inventaris van het onroerend erfgoed.